SalvationInGod

maandag 18 maart 2013

Vraag & Antwoord [4] - Je schrijft dat Johannes 3:16 en Lucas 9:23-23 ‘overduidelijk’ over de behoudenis gaan. Onderschrijf jij de leer van ‘Lordship Salvation’?

Dit is een onderwerp waar ik de afgelopen twee jaar intensief en met interesse over heb gelezen. Ik heb boeken en artikelen van zowel voor –als tegenstanders gelezen en moet toegeven dat ik – aangaande dit onderwerp – heb geschipperd. Belangrijke naslagwerken over dit onderwerp betreffen The Gospel According to Jesus van John MacArthur, Een Waar Geloof van Arthur Pink en In Defense of the Gospel van Lou Martuneac. Ik wil hier, na bestudering van deze bronnen, mijn positie verwoorden.

Ik heb inderdaad geschreven dat Johannes 3:16 en Lucas 9:23-26 over de behoudenis gaan en heb geprobeerd deze twee teksten met elkaar te harmoniseren door het aanschouwen en genieten van de heerlijkheid van Christus als kern van het zaligmakende geloof te noemen. Overigens zijn er veel meer zogenaamde Bijbelgedeelten die oproepen tot discipelschap. Wat voor mij de doorslag heeft gegeven te concluderen dat Jezus in Lucas 9:23-26 ook over de behoudenis spreekt, zijn Zijn woorden dat ‘ieder die zijn leven wil behouden, het zal verliezen.’ Ik weet dat er mensen zijn die een tweedeling maken tussen de oproep tot geloof en de oproep tot discipelschap en radicale navolging. Maar deze woorden van Jezus (en overigens meerdere) hebben mij ertoe gebracht te beseffen dat de oproep tot navolging feitelijk de oproep tot geloof is. Hoe is het anders te verklaren dat Jezus spreekt over het leven winnen of verliezen? Het moet hier feitelijk dus wel over de behoudenis gaan. Het navolgen van de Heere Jezus is geen ‘hoger stapje’ in het christenleven; het hoort bij het leven van iedere christen.

Geen ander Evangelie
Ik ben ook op de hoogte van de opvattingen van hen die deze leer als onbijbels bestempelen. Het zou gaan om een theologie van ‘behoudenis door werken’ en zelfs een ‘ander Evangelie’. Het zou ‘toevoegen aan de genade’ zijn. Maar de crux zit hem in de definitie van het zaligmakende geloof. Waar gaat het nu echt om? Tegenstanders wijzen elke keer op het volbrachte werk van de Heere Jezus aan het kruis. Hier moeten we in rusten, zo stellen zij – dit is de essentie van het zaligmakende geloof. Op deze manier komen zij er ook toe te stellen dat de behoudenis en navolging twee verschillende zaken zijn, die strikt van elkaar moeten worden gescheiden. En dan kom ik op het punt te moeten concluderen dat deze definitie te gering is. Zoals ik heb geprobeerd aan te geven, is de essentie van het zaligmakende geloof het aannemen van de Heere Jezus Christus. Niet alleen Zijn offer aan het kruis, maar ook Zijn woorden als Profeet en ook Zijn recht om te heersen als Koning. Ik kan niet serieus worden genomen als ik stel dat ik een paar aspecten van Christus wil aanvaarden en sommige wil afwijzen. Het is alles of niets.

Door scherp in te zoomen op het kruis van Golgotha is de oproep tot navolging verwaterd en soms afgezwakt. Het kruis is genoeg en wij moeten vooral niet de suggestie wekken er ‘iets aan toe te willen voegen’, lijkt de houding vaak te zijn. Hoeveel begrip ik misschien op kan brengen om op deze manier de genade van God groot te maken, het is in mijn ogen te simplistisch. Jezus was niet alleen geïnteresseerd in het redden van zondaren om maar zoveel mensen in de hemel te krijgen, maar het is Zijn verlangen om een volk te vergaren voor de glorie van Zijn Vader in de hemel. Hij wil mensen die vreugde vinden in Hem alleen, omdat Hij hét Leven is. God schenkt redding met het doel ons weer tot Hemzelf te brengen. Wie dit niet wil, kan daarom ook niet oprecht roemen in het kruis. Het is zeer gevaarlijk God te danken en te pleiten op het volbrachte werk van de Heere Jezus en de betekenis ervan niet te begrijpen.

De behoudenis kost je alles
Als we het kruis van Christus op juiste waarde schatten, komen we tot de ontdekking dat er niets van ons overblijft. Onze eigen heerlijkheid en eer stellen niets voor. Het wordt te gronde gericht. Het maakt plaats voor de eer van God, voor de koestering van Zijn schoonheid. Het verandert je leven drastisch. Als we het Evangelie prediken aan onbekeerde mensen, moeten we dit in alle eerlijkheid vertellen. Soms lijkt het of de strikte scheiding tussen redding en discipelschap wordt aangebracht om ongelovige mensen en pasbekeerden niet al te veel voor het hoofd te stoten. Er wordt ook ronduit gesteld dat onbekeerde mensen niet opgroepen moeten worden zich te onderwerpen aan de heerschappij van de Heere Jezus; slechts ‘geloven’ is genoeg. Hiermee verliezen we de essentie van redding. Als mensen worden gered, worden ze van het rijk der duisternis ‘overgebracht naar het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde’ (Kolossenzen 1:13). Dit impliceert veel, veel meer dan alleen redding van de hel. Het betekent dat een persoon een andere Vader heeft. Hij staat niet langer onder de regie van de duivel met zijn verderfelijke programma, maar heeft nu Christus als Rechtmatige Heer over zijn leven. Het is ronduit dwaas te stellen dat iemand verlost kan worden van de hel, zonder te worden bevrijd van het rijk van de hel en de levensweg die hier naartoe voert. Wie niet tot eer van God wil leven en niet wil inzien dat alles in het leven om Gods glorie draait (of zou moeten draaien), verkeert nog in staat van verblinding door de satan (2 Korinte 4:6), waardoor de oproep om ‘slechts’ of ‘gewoon’ in Jezus te geloven [feitelijk: het ‘rusten in Zijn volbrachte werk aan het kruis’] van nul tot generlei waarde is. De wedergeboorte rekent radicaal af met geestelijke zelfverrijking en vijandschap ten aanzien van God.

Jezus roept op tot gehoorzaamheid
‘Lordship Salvation’ benadrukt deze radicaliteit en laat hierdoor de glansrijke waarheid van Gods genade schitteren. Het is onbijbels iemands ‘geloof’ te scheiden van zijn levenswandel. Wie daadwerkelijk vreugde in Christus heeft gevonden en van Hem geniet, leeft anders. Jezus bracht geen eenvoudige boodschap. Het bewijs hiervan vinden we in Johannes 6, waar velen van Zijn ‘discipelen’ Hem niet meer willen volgen, omdat Hij onderwijs gaf dat hen te zeer tegen de borst stuitte. Jezus verkondigde niet de boodschap van ‘slechts’ geloven. Hij vroeg concrete gehoorzaamheid. Een aantal voorbeelden:

‘Indien uw rechteroog u tot zonde zou verleiden, ruk het uit en werp het van u, want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. Indien uw rechterhand u tot zonde zou verleiden, houw haar af en werp haar van u; want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam ter helle vare.’
(Matteüs 5:29-30)

‘Alzo zal ook Mijn hemelse Vader u doen, indien gij niet, een ieder zijn broeder, van harte vergeeft.’
(Matteüs 18:35)

‘Al wie de wil Gods doet, die is mijn broeder en zuster en moeder.’
(Marcus 3:35)

‘Een goed mens brengt uit de goede schat zijns harten het goede voort en een slecht mens brengt uit de boze schat het boze voort. Want waar het hart vol van is, daarvan spreekt de mond.’
(Lucas 6:45)

Jezus maakt geloven hier heel concreet. Mensen die onderscheid willen maken tussen de oproep tot geloof en navolging hebben met deze woorden een probleem; het is namelijk onmogelijk in Jezus te geloven en tegelijkertijd met zoveel mogelijk vrouwen of mannen het bed in te duiken of ongeremd vuile taal over je lippen te laten komen. Dit is niet iets waarvan we kunnen zeggen: ‘geloof maar in het volbrachte werk van de Heere Jezus, deze dingen komen later wel.’ God werkt in mensenlevens en Hij pakt deze zaken aan. Ik denk dat ik hier duidelijk over geschreven heb in het hoofdstuk over de wedergeboorte en elk woord dat ik hier nog extra aan besteed is een herhaling van zetten. In ieder geval moet het ons aan het denken zetten – en ik denk ook dat hier het ongemak in opgesloten ligt – dat de Heere Jezus concreet houdingen en gedragingen aanwijst en mensen voor radicale keuzes stelt.

Wat heeft het voor zin naar de hemel te verlangen als je het Lam Gods niet volgen wilt?
Dit is in de kern de grote vraag. Het mag controversieel klinken, maar de oproep van Jezus tot navolging is wel degelijk een uitnodiging tot de zaligheid en geen vervolgstap of ‘dieper geestelijk leven’. Als je leert begrijpen – niet slechts puur rationeel, maar ook bevindelijk – wat het betekent eeuwig leven te ontvangen, dan is navolging van de Heere Jezus onbetwistbaar noodzakelijk en een gevolg van de rechtvaardigmaking. Als voorstanders van ‘Lordship Salvation’ verklaren dat navolging noodzakelijk is, bedoelen zij allerminst dat de weg van het discipelschap wordt beloond met eeuwig leven, maar dat navolging het eeuwige leven is – het betekent ‘God steeds beter leren kennen door Zijn heerlijkheid te aanschouwen, van Hem te genieten en zo gemeenschap met Hem te hebben.’ Het navolgen van de Heere Jezus, zoals ik heb proberen uit te leggen in het hoofdstuk over discipelschap, gaat het in de kern om een groeiende omgang met de Heiland, waarin Zijn schoonheid meer en meer aan de christen geopenbaard wordt. Hoe stralender Zijn glorie aan ons hart wordt bekendgemaakt, des te vuriger zal ons verlangen worden om Hem in alles na te volgen. Het kan niet bestaan dat we onze Herder zien in heerlijkheid, zonder dat dit effect heeft op onze levenswandel. Wie meent dat het ontvangen van eeuwig leven betekent dat de schuld nu weg is en we gered zijn van de hel, heeft een minimaal begrip van de redding die God ons heeft willen schenken. Hoewel MacArthur nota bene zelf waarschuwt om rechtvaardiging en heiliging niet met elkaar te verwarren, verwijten zijn opponenten hem dat hij dit zelf juist wel doet, door onbekeerden met ‘discipelschapsteksten’ aan te moedigen in de Heere Jezus Christus te geloven. Zelf schrijft hij in het hoofdstuk over de rechtvaardigmaking:

Twee belangrijke dwalingen moeten ten aanzien van de rechtvaardigmaking vermeden worden. Ten eerste moet de rechtvaardigmaking niet verward worden met de heiligmaking. In de rooms-katholieke theologie wordt deze vergissing gemaakt. De heiligmaking is het werk van God, waarin Hij de zondaar losmaakt van de zonde. Heiligmaking is een praktische realiteit, niet alleen maar een gerechtelijke uitspraak. De heiligmaking houdt een verandering van het karakter van de zondaar in en betekent niet dat hij daardoor anders voor God komt te staan. Door de heiligmaking als een aspect van de rechtvaardigmaking te beschouwen, stelt de rooms-katholieke theologie dat ogenblikkelijke rechtvaardigmaking onmogelijk is. En wat nog erger is, dit standpunt stelt de onvolmaakte gerechtigheid van de gelovige in de plaats van Christus’ volmaakte gerechtigheid als de basis voor rechtvaardiging.
Er bestaat nog een tweede, net zo’n gevaarlijke dwaling. We moeten rechtvaardigmaking en heiligmaking niet zo radicaal van elkaar scheiden dat het ene zou komen los te staan van het andere. Dat is de dwaling van het antinomianisme. God zal iemand die Hij niet zal heiligen ook niet rechtvaardigen. God biedt de rechtvaardigmaking niet aan als een op zichzelf staand middel tot behoudenis. Verkiezing, wedergeboorte, geloof, rechtvaardigmaking, heiligmaking en zelfs verheerlijking behoren alle integraal tot Gods behoudende werk: ‘Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons [heiligmaking]… en die Hij tevoren bestemd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt’ (Rom. 8:29-30). Rechtvaardigmaking kan niet op zichzelf staan en kan niet beschouwd worden als de kern waarom het uiteindelijk gaat in Gods behoudende werk. En dat is nu precies de dwaling die in de hedendaagse theologie wordt aangehangen.

Wat MacArthur hier betoogt, is de Bijbelse waarheid dat rechtvaardigmakend geloof niet alleen staat. Zonder heiliging geen rechtvaardigmaking. Het lijkt hier net alsof de rechtvaardiging afhangt van de hoeveelheid heiliging die gedurende je leven aan de dag wordt gelegd. Dit zou betekenen dat mensen pas op de oordeelsdag zeker kunnen weten dat zij behouden zijn. Deze gedachte is echter niet juist. De Bijbel schetst duidelijk het beeld van de gelovige die ‘opwast tot de zaligheid’, die zich ‘beijvert om de roeping en verkiezing te bevestigen, want zó zal hem rijkelijk worden verleend de toegang tot het eeuwige Koninkrijk van onze Heere en Heiland, Jezus Christus’ (1 Petrus 2:2; 2 Petrus 1:10-11). Wie gerechtvaardigd wil worden door God, kiest daarom voor de onvermijdelijke weg van de heiliging en navolging. Daarom vind ik het reëel om de woorden van Jezus over discipelschap voor te leggen aan ongelovige mensen.
Anderen menen echter dat de ‘onmogelijke eisen’ van navolging pas gaan gelden als iemand de Heere Jezus als zijn persoonlijke Verlosser heeft aanvaard. Ik ben het hier niet mee eens. Jezus vraagt mensen die overwegen Hem te gaan volgen om de kosten hiervan te berekenen. Hij illustreert dit als volgt:

Vele scharen reisden met Hem mede, en Zich omkerende zeide Hij tot hen: Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broeders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, die kan mijn discipel niet zijn. Wie niet zijn kruis draagt en achter Mij komt, kan mijn discipel niet zijn. Want wie van u, die een toren wil bouwen, zet zich niet eerst neder om de kosten te berekenen, of hij het werk zal kunnen volbrengen? Anders zouden, als hij de fundering gemaakt had, en het werk niet kon voltooien, allen, die het zagen, beginnen hem te bespotten, zeggende: Die man begon te bouwen, maar hij kon het niet voltooien.
(Lucas 14:25-30)

We zien hier iets opvallends. Jezus zegt namelijk: ‘Indien iemand tot Mij komt…’ De uitnodiging die vele predikers geven om verlost te worden, klinkt exact zo – ‘Kom tot Jezus!’ Deze oproep is dus Bijbels. Het opvallende hier is echter dat Jezus het komen tot Hem automatisch verbindt met de consequenties die voor de levenswandel gelden. En dat niet voor een korte tijd, maar voor de rest van je leven! Hoe kunnen we dat hier zien? Dat is heel eenvoudig: Jezus noemt discipelschap hier een levenslange weg van navolging, achter Hem aan. En elke volgeling moet volharden tot deze weg in zijn geheel gelopen is, dus tot het einde toe. Iemand kan veertig jaar lang de Heere Jezus volgen, maar als hij dan alsnog afhaakt, heeft hij deze weg niet met succes kunnen voleindigen. Het verlangen om de Heere Jezus in glorie te zien brandt niet voor een paar jaar in je hart – het leeft voor de rest van je leven. De ene keer sterker dan de andere, maar het verlangen is levend. Wie bouwt, moet het gehele bouwproject afronden. Een gebouw is niet af als niet alle onderdelen tot in detail zijn afgerond, zoals de architect het op de tekentafel heeft uitgewerkt. Zo moet ook de weg van discipelschap volledig worden gegaan. Niet half, niet driekwart – helemaal. En als iemand nu vroegtijdig afhaakt omdat hij ziet dat het meer kost dan hij ervoor kan of wil betalen? Jezus antwoordt hierop: ‘Hij kan mijn discipel niet zijn.’ Arthur Pink verwoordt het zo:

‘‘‘Komen tot Christus’ betekent het gaan van een door de Geest verlichte ziel naar de Heere Jezus – als Profeet om door Hem onderwezen te worden, als Priester op Wiens verzoening en bemiddeling vertrouwd moet worden, en als Koning om door Hem geregeerd te worden. Komen tot Christus betekent dat we de wereld de rug toekeren en ons tot Hem wenden als onze enige Hoop en ons enig Deel. Het is een uitgaan uit zichzelf, om niet langer op iets van zichzelf te vertrouwen. Het is het afstand doen van alle afgoden en alle andere steunsels, waarbij het hart naar Hem uitgaat in liefdevolle onderwerping en vertrouwende overgave. De wil geeft zich gewonnen aan Hem als Heere en is bereid Zijn juk te dragen, het kruis op te nemen en Hem zonder voorbehoud te volgen. ‘Tot Christus komen’ is het zich wenden van de gehele ziel naar een gehele Christus, in de beoefening van goddelijke genade die op Hem gericht is. De geest, het hart en de wil worden bovennatuurlijk tot Hem getrokken om Hem te vertrouwen, lief te hebben en te dienen.’’

Is de behoudenis een gemakkelijke of moeilijke zaak?
De wijze waarop ik de wedergeboorte omschrijf, laat zien dat het liefhebben en genieten van God de kernzaak is en daarmee een cruciale vereiste om behouden te worden. Ik weet dat mensen zullen tegenwerpen dat dit een onmogelijke vereiste is. Dat klopt. Maar hiermee lijkt te worden gesuggereerd dat het liefhebben van God een onhaalbare opgave is en het geloof in de Heere Jezus gemakkelijk. Sinds wanneer is het geloof in de Heere Jezus gemakkelijk en het liefhebben van Hem een onmogelijke opgave? Is het niet zo dat beide alleen mogelijk zijn door de werkzame genade van Gods Geest? Het ‘geloven in’ en ‘liefhebben van’ de Heere Jezus hebben één kernzaak gemeen: het is onmogelijk als God niet met Zijn licht in het hart van een geestelijk dode zondaar heeft geschenen en Christus heeft geopenbaard als uitmuntend en schitterend boven al het andere. Als God Zijn Zoon openbaart aan de ziel van een mens, valt volgens mij het verschil tussen geloof en liefhebben weg. Christus wordt gekoesterd en de mens zal in blijdschap juichen: ‘Mijn Heere! Mijn God! U wil ik volgen, waarheen U ook gaat! U hebt mij vrijgekocht met Uw dierbaar bloed! U behoor ik toe! U bent mijn leven! In U heb vind ik algenoegzame zielsvreugde! Het geloof grijpt de Heere Jezus geheel en al aan en koestert Hem als de Hoogste Schat, het Hoogste Goed. Dit is precies wat Hij is! Het is daarom ook misleidend te stellen dat het niet gepast is ongelovigen op te roepen Christus boven alles lief te hebben. De misleiding zit hem in de manier waarop Christus wordt gewaardeerd: zo waarderen ongelovigen Christus als toevlucht om gered te worden van de hel en discipelen waarderen Jezus als gans begeerlijk boven alles. Is het dan de bedoeling mensen te leren Jezus lief te hebben als zij tot geloof gekomen zijn? Gaat dit niet automatisch samen? Ik denk van wel en daarom acht ik het niet meer dan terecht dat ongelovigen opgeroepen mogen worden de schoonheid van Christus te zoeken en te zien en Hem in het geloof aan te nemen. Voordat iemand Jezus in geloof kan aannemen, moet diegene Hem als uitmuntend waarderen; niemand heeft immers iets lief wat hij niet koestert of waar zijn verlangen niet naar uitgaat. Geloven en liefhebben gaan daarom samen en mogen mijns inziens niet worden beschouwd als twee verschillende zaken. Opvallend is de manier waarop Arthur Pink schrijft over de verhouding tussen ‘geloven’ en ‘liefhebben’:

‘‘Als we de balans van de waarheid goed willen bewaren, dan moeten we nauwkeurig opmerken op welke manier de Heilige Geest in het Nieuwe Testament spreekt over ‘geloven’ en ‘liefhebben’. Overdenk de volgende verzen eens: ‘En wij weten, dat degenen die God (niet ‘vertrouwen’ maar) liefhebben, alle dingen medewerken ten goede’ (Romeinen 8:28). ‘Hetgeen God bereid heeft dien, die Hem (niet alleen ‘geloven’ maar ook) liefhebben (1 Korinthe 2:9). ‘Zo iemand God liefheeft, die is van Hem gekend (of heeft Zijn goedkeuring)’ (1 Korinthe 8:3). ‘Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in die dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen (niet die geloofd hebben in maar) die Zijn verschijning liefgehad hebben (2 Timoteus 4:8). ‘De kroon des levens, welke de Heere beloofd heeft dengenen die Hem liefhebben’ (Jakobus 1:12). ‘Die niet liefheeft, die heeft God niet gekend, want God is Liefde’ (1 Johannes 4:8). (…) Voor hen die geloven ‘is Hij dierbaar’ (1 Petrus 2:7) – zo dierbaar, dat ze gewillig zijn om afstand te doen van de wereld en van alles opdat ze ‘Christus mogen winnen’ (Filippenzen 3:8).’’

Het geloof in de Heere Jezus wordt wel eens voorgesteld als zijnde gemakkelijk. Het zou ‘net zo simpel zijn’ als eten, drinken en het binnengaan door een deur (zie Johannes 6, 7 en 10). Maar is het werkelijk zo simpel? We mogen niet vergeten dat Christus in deze gedeelten gebruik maakt van beeldspraak om geestelijke waarheden begrijpelijk te communiceren. Laten we ze allemaal eens bij langs gaan en bekijken of het echt zo simpel is als sommigen ons willen doen geloven.

a. Eten (Johannes 6:35-40)
Jezus zeide tot hen: Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten. Maar Ik heb u gezegd, dat gij niet gelooft, ook al hebt gij Mij gezien. Alles wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen, en wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. Want Ik ben van de hemel nedergedaald, niet om mijn wil te doen, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft. En dit is de wil van Hem, die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren laat gaan, maar het opwekke ten jongsten dage. Want dit is de wil mijns Vaders, dat een ieder, die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage.

Hier spreekt de Heere Jezus inderdaad over eten. Maar er gaat een duidelijke voorwaarde aan vooraf: iemand moet hongeren naar het eeuwige leven. Mensen moeten zich willen voeden met spijs waarin duidelijk geproefd kan worden dat de Heere goed is. Voor iemand die nu geen honger heeft naar het zien van de schoonheid van de Heere Jezus, zijn deze woorden van Christus al moeilijk genoeg. En laten we eerlijk zijn: iedereen is van nature bezig zijn buikje rond te eten van wereldse genoegens. Omdat de wereld echter geen blijvend verzadigend voedsel te bieden heeft, blijft de honger. Alleen het genieten van de Zoon van God schenkt eeuwigdurende vreugde.

b. Drinken (Johannes 7:37-39)
En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.

Hier zien we hetzelfde principe. Jezus’ uitnodiging staat in een voorwaardelijk verband: ‘Indien iemand dorst heeft…’ Iemand die geen dorst heeft, voelt niet de behoefte te drinken. Iemand die niets van God wil weten, zal niet tot Christus gaan om het eeuwige en gelukzalige water des levens te drinken. Iemand moet allereerst zijn uitgehongerd en uitgedorst van al het genot dat inwonende zonde, de wereld en satan aanbieden. Er moet een besef komen dat het aangeboden, giftige water van de zonde een steeds terugkerende dorst tot gevolg heeft. Jezus zegt: ‘Je bent geschapen om te genieten van je Maker. Drink van Mij en vind eeuwige vreugde in Mijn schoonheid.’

c. Door een deur binnengaan (Johannes 10:7-18)
Jezus zeide dan nogmaals: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de deur der schapen. Allen, die vóór Mij gekomen zijn, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben naar hen niet gehoord. Ik ben de deur; als iemand door Mij binnenkomt, zal hij behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden. De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed. Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven in voor de schapen; maar wie huurling is en geen herder, wie de schapen niet toebehoren, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht – en de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen – want hij is een huurling en de schapen gaan hem niet ter harte. Ik ben de goede herder en Ik ken de mijne en de mijne kennen Mij, gelijk Mij de Vader kent en Ik de Vader ken, en Ik zet mijn leven in voor de schapen. Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder. Hierom heeft Mij de Vader lief, omdat Ik mijn leven afleg om het weder te nemen. Niemand ontneemt het Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af. Ik heb macht het af te leggen en macht het weder te nemen; dit gebod heb Ik van mijn Vader ontvangen.

Deze metafoor heb ik al uitgebreid besproken in het artikel over de Goede Herder. De christen kent de stem van zijn Heiland en zal Hem volgen. De stem van Christus is een roepende stem die Zijn volgelingen achter Hem aan wil hebben. De herder en het schaap hebben een relatie. Contextueel bezien is het duidelijk dat het hier om navolgen gaat.
Jezus verklaart dat allen die vóór Hem zijn gekomen, dieven en rovers waren. Zij waren dwaallichten. De schapen hebben niet naar hen geluisterd. Dit impliceert duidelijk het aspect van navolging. Profeten riepen het volk op zich te bekeren van hun zonden en afgodische levensstijl en predikten terugkeer naar de God des hemels. Niemand kan beweren dat het aspect van gehoorzaamheid hier ontbreekt. Zoals al eerder aangegeven concentreerde ook Jezus’ bediening zich sterk op dit aspect. De vraag die in Johannes 10 centraal staat is een vraag die in het hele Evangelie naar Johannes actueel blijft: is Jezus nu werkelijk de Messias? Deze grote vraag wordt een aantal verzen later letterlijk door de Joden gesteld, in vers 24:

De Joden dan omringden Hem en zeiden tot Hem: Hoelang houdt Gij onze ziel nog in spanning? Indien Gij de Christus zijt, zeg het ons ronduit. Jezus antwoordde hun: Ik heb het u gezegd en gij gelooft het niet; de werken, die Ik doe in de naam mijns Vaders, die getuigen van Mij; maar gij gelooft niet, omdat gij niet tot mijn schapen behoort. Mijn schapen horen naar Mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij, en Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven. Wat mijn Vader Mij gegeven heeft, gaat alles te boven en niemand kan iets roven uit de hand mijns Vaders. Ik en de Vader zijn één.
(Johannes 10:24-30)

Let op de beschrijving die Jezus geeft van waarachtige gelovigen: ‘…maar gij gelooft niet, omdat gij niet tot mijn schapen behoort. Mijn schapen horen naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij…’ Volgelingen van de Heere Jezus luisteren naar Hem. Zij nemen Zijn getuigenis aan en zijn gehoorzaam aan Zijn stem, getuige de woorden ‘zij volgen Mij’. Jezus koppelt hier geloven en navolgen aan elkaar en Hij verklaart deze Joden dat zij Hem niet volgen… omdat zij Hem niet geloven! Geloven is volgen en volgen is geloven. Jezus gebruikt deze twee begrippen hier dus door elkaar heen.
Uit het bovengaande concludeer ik dat de behoudenis niet zo gemakkelijk is als door sommigen wordt verondersteld. Zegt de Heere Jezus immers niet dat we moeten strijden door de enge poort binnen te gaan? Moedigde de apostel Paulus zijn kind in het geloof, Timoteus, niet aan om de goede strijd van het geloof te strijden? Stelde de Heere Jezus niet dat het zinloos is Hem ‘Heere! Heere!’ te noemen, terwijl je niet doet wat Hij zegt? Arthur Pink merkt terecht op:

‘‘De Heere Jezus leerde niet dat het zaligmakende geloof een eenvoudige zaak was. Verre van dat. In plaats van te zeggen dat de redding van de ziel heel gemakkelijk was en dat velen er deel aan zouden hebben, zei Hij: ‘Want de poort is eng en de weg is nauw, die tot het leven leidt, en weinigen zijn er, die dezelve vinden’ (Matteüs 7:14). Het enige pad dat naar de hemel leidt, is slechts met moeite en inspanning te bewandelen. ‘Wij moeten door vele verdrukkingen ingaan in het Koninkrijk Gods’ (Handelingen 14:22). Wie op dat pad wil gaan wandelen, moet zijn ziel maximaal inspannen – ‘Strijdt om in te gaan door de enge poort’ (Lukas 13:24).’’

John MacArthur verklaart over het woord strijden dat wordt gebruikt in Lucas 13:24:

Het Griekse woord dat met ‘strijden’ vertaald is, is agonizomai, wat een doelbewuste hevige worsteling betekent. In 1 Corintiers 9:25 wordt hetzelfde woord gebruikt voor een atleet die de overwinning wil behalen. Ook wordt het gebruikt in Colossenzen 4:12 voor Epafras die in zijn gebeden worstelde en in 1 Timoteus 6:12 voor de christen, ‘die de goede strijd des geloofs strijdt.’ Het is een worsteling, een strijd, een uiterste poging. Er is bijna sprake van gewelddadigheid. En terecht, want het koninkrijk binnengaan betekent de strijd aangaan. In Matteus 11:12 zei Jezus: ‘Het Koninkrijk der hemelen breekt zich baan met geweld, en geweldenaars grijpen ernaar.’ Lucas 16:16 zegt: ‘Het evangelie van het koninkrijk Gods wordt gepredikt en ieder dringt zich erin’ (verg. Hand. 14:22). Petrus schreef: ‘En indien de rechtvaardige ternauwernood behouden wordt, waar zal dan de goddeloze en de zondaar verschijnen?’ (1 Petr. 4:18).
Hoe zijn deze teksten te rijmen met de hedendaagse opvatting dat behouden worden zo gemakkelijk zou zijn? Wat heeft het van doen met het populaire onderwijs dat christen worden slechts een kwestie zou zijn van het aanvaarden van een aantal feiten, het zetten van een handtekening op een stippellijn, het opsteken van een hand of het nazeggen van een van tevoren opgesteld gebed? Zou dat kunnen betekenen dat velen van onze bekeerlingen zich op de verkeerde weg bevinden omdat ze de gemakkelijke weg door de verkeerde poort genomen hebben?
De behoudenis is niet gemakkelijk. ‘Eng is de poort… en weinigen zijn er die hem vinden’ (Mat. 7:14). Dat betekent dat slechts mensen die ijverig de poort zoeken, de poort kunnen vinden. In Jeremia 29:13 zegt God: ‘Dan zult gij Mij zoeken en vinden, wanneer gij naar Mij vraagt met uw ganse hart.’
De boodschap die Jezus bracht, biedt geen enkele grond voor goedkope genade of een gemakkelijk geloofssysteem. Het koninkrijk is niet voor mensen die Jezus wel willen hebben, maar die hun leven niet willen veranderen. Het is alleen voor degenen die het zoeken met hun ganse hart.

Het verband tussen vreugde in God en ‘Lordship Salvation’
Ik heb betoogd dat het geloof in de Heere Jezus betekent dat de zondaar Hem aanschouwt in heerlijkheid met de ogen van het geloof, zich verheugt in Hem en van Hem geniet en Hem aanneemt. Zijn ziel vindt ultieme zielsvreugde in de Heere Jezus Christus. Nu heb ik betoogd dat ik de leer van ‘Lordship Salvation’ onderschrijf. Hoe zijn deze leer en mijn vaste overtuiging nu met elkaar te rijmen? De overeenkomst tussen beiden is dat zij wijzen op de kern van het Evangelie: Gods heerlijkheid aanschouwen in het aangezicht van Jezus Christus. God wordt als meest verheven voorgesteld, het Hoogste Goed, de Grootste Schoonheid. Alleen als mensen de uitmuntendheid van Christus zien en Hem met het gehele hart omhelzen, kan er sprake zijn van een vitaal leven als christen. Het zien van de glorie van Jezus zal een mensenhart blijdschap schenken en vanuit deze blijdschap groeien de vruchten in de levenswandel. Een kind van God blijft niet zonder geestelijke vruchten. Het is het doel van onze zaligheid: godhatende zondaars worden getransformeerd in mensen die van Hem willen genieten en vreugde in Hem alleen vinden. Dit is de wortel van het geloof, waaruit vruchten groeien. De christen heeft maar één doel: God verheerlijken door van Hem te genieten – door met zijn gehele leven te laten zien dat God de meest verheven schoonheid is en dat Hij hem alles waard is. Met de woorden van Jezus:

‘Hierin is mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt en gij zult mijn discipelen zijn.’
(Johannes 15:8)

En waarom zei Hij dit?

‘Dit heb Ik tot u gesproken, opdat mijn blijdschap in u zij en uw blijdschap vervuld worde.’
(Johannes 15:11)

Laat de blijdschap van Christus jouw blijdschap worden. Heb ultieme zielsvreugde in Hem. Verheerlijk God door van Hem te genieten. Dit is mijn vaste overtuiging en naar mijn mening ook de boodschap die ‘Lordship Salvation’ brengt.

1 opmerking:

Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.

Blogarchief