SalvationInGod

woensdag 24 augustus 2016

Read & Apply #10 Onze hoogmoed en de trouw van Christus

Johannes 13:36-38


We lezen in Johannes 13:36-38 dat Jezus Zijn apostel Petrus waarschuwt voor hoogmoed en grootheidswaanzin. Wat kunnen we uit dit gedeelte leren van Jezus, Petrus, de manier waarop wordt gesproken én de manier waarop wordt geluisterd? Hoe kunnen wij onszelf en elkaar beschermen voor hoogmoed? En wat betekent onze hoogmoed voor de doorleving en verkondiging van het Evangelie?

1. Gods Woord kan selectief en individualistisch benaderd worden
We lezen dat dit gedeelte begint met een vraag van Petrus. Maar als je het stuk ervoor goed leest, zie je dat de Heere Jezus ook andere dingen heeft verteld en niet uitsluitend Zijn naderende vertrek heeft benoemd.
Toch blijven de gedachten van Petrus op de één of andere manier bij de woorden van vers 33 steken. Alsof hij het vervolg niet gehoord heeft, vraagt hij:

“Heere, waar gaat U heen?”

Ik zeg niet dat Petrus totaal geen vragen meer zou hebben als hij de woorden van vers 34 en 35 ook zou hebben overdacht, maar het feit dát hij bij vers 33 blijft hangen is wel opmerkelijk.
Vandaag de dag zien we dit ook gebeuren. We zien christenen die bekend zijn, omdat zij altijd en overal hetzelfde thema en dezelfde boodschap verkondigen. Maak kennis met de “Heiligings-christenen”, voor wie het allemaal nog radicaler en heiliger kan, of de “Maranatha-christenen”, die maar blijven praten over de wederkomst van Christus, of de “Overwinningschristenen”, die roepen dat overwinning over zonden in dit leven mogelijk is, of de “charismatische christenen”, die beslist niet te klein willen denken over het werk van de Heilige Geest. Het is waar dat we deze thema’s allemaal terugvinden in de Bijbel, maar het gebeurt te vaak dat één specifiek onderwerp wordt verheven boven anderen. En dan krijg je een onevenwichtige blik, zowel in je eigen leven als binnen de gemeente. En in feite zie je Petrus hier hetzelfde doen: Christus heeft iets gezegd, en de discipel licht er maar één onderwerp uit. Pas op dat je niet in dit spoor volgt. Let er bovendien op dat je de boodschap van Gods Woord niet uitsluitend op jouzelf toepast, maar zie dit in het bredere kader van de gehele Kerk.

2. God vervult Zijn beloften niet altijd direct
Het heeft er alle schijn van dat Petrus met zijn gedachten is blijven hangen bij dat ene onderwerp en de rest niet mee heeft gekregen. Christus heeft iets gedeeld met Zijn elf apostelen (Judas heeft inmiddels de zaal verlaten, zie vers 30) en Petrus maakt vervolgens een toepassing op zichzelf: “Heere, waarom kan ik u niet volgen?” (vers 37) Pardon, Petrus? Ik? Er staan nog tien anderen om je heen die misschien wel exact dezelfde vraag hebben!
Jezus antwoordt Petrus dat Zijn discipel Hem nu (op dat moment) nog niet kan volgen, maar later wel (vers 36). Bijzonder is dat Christus er niet bij zegt waarom dat zo is. Het is een troostrijke gedachte dat Jezus hier verklaart dat Petrus (en de andere apostelen) op een later tijdstip tóch mag volgen.
Wat betekent dit? Het betekent dat God Zijn beloften vervuld, maar niet altijd direct. Volgelingen van Jezus moeten ook kunnen wachten tot God werkelijk doet of schenkt wat Hij heeft beloofd.


3. Een christen kan met goede intenties verkeerd bezig zijn en God voor de voeten lopen
Laat dat wachten nou net het probleem zijn! Petrus begrijpt het niet of hij hoort de troostende woorden van Christus niet. Want in vers 37 gooit hij er nog een schepje bovenop:

“Heere, waarom kan ik U nu niet volgen? Mijn leven zal ik voor U geven.”

Toe maar! Zie je het onbegrip van Petrus? Opnieuw praat hij alsof het een gesprek is tussen Jezus en hem alleen (“Ik! Ik!”).
Om te laten blijken dat hij het echt meent, begint hij te zweren: “Mijn leven zal ik voor U geven.” Zijn spreken wordt steeds feller, zó graag wil hij bij Christus blijven.
Hier zie je de geweldige liefde die de apostel voor zijn Meester heeft. Hij moet er gewoonweg niet aan denken zonder Hem verder te moeten. En als er iemand moet vertrekken, wil hij nog liever dat hij het zelf is dan de Heere Jezus.
Maar met deze houding maakt hij het er niet gemakkelijker op voor Christus. Petrus loopt zijn Meester op deze manier alleen maar voor de voeten. Want het is de Meester die moet lijden en sterven, niet Petrus. Petrus draait de boodschap van het Evangelie hier om. Het is niet ik voor Hem, maar Hij voor mij. Blijkbaar kunnen wij op een bepaalde manier zoveel liefde voor Jezus koesteren, dat wij het Hem alleen maar lastiger maken. Wij denken dat we Hem een plezier doen, maar we liggen alleen maar dwars! Wij moeten leren dat Christus de ruimte moet krijgen om te doen wat Hij wil en moet doen en niet meteen lukraak allerlei plannen maken om Hem zogenaamd een handje te helpen. Hij weet Zijn beloften van Zijn met bloed gekochte Evangelie te vervullen.

4. Een christen kan gemakkelijk en lichtvaardig praten over ingrijpende gebeurtenissen en net doen alsof hij het gemakkelijk redt
De bezwering van Petrus dat hij alles wil afleggen voor Christus blijkt een mengeling te zijn van oprechte liefde, onwetendheid en grootspraak. Dat komt omdat hij deze belofte doet op een moment dat hij niet kan overzien wat het werkelijk betekent om te ervaren waar hij hier over spreekt. Mensen denken en dromer altijd groot op een moment dat ze op zichzelf zijn. Het is daarom niet verstandig om zaken te beloven als je niet eerst hebt stilgestaan bij alle gevolgen. Zeggen dat je voor iemand zult sterven is nogal wat. Maar als dat moment werkelijk aanbreekt, wat doe je dan? Wellicht is het lijden zwaarder dan je had verwacht, of gaan er allerlei andere gedachten door je heen. Wat het ook is: spreek altijd op een voorzichtige manier over grote ingrijpende gebeurtenissen. Je kunt jezelf gemakkelijk overschatten.

5. Christus corrigeert Zijn kinderen, zodat zij de realiteitszin weer terugkrijgen
Iemand die zichzelf overschat, zal gecorrigeerd en nuchter van verstand moeten worden. Ook in dit gedeelte zie je dat gebeuren. De manier waarop is echter pijnlijk:

“Zult u uw leven voor Mij geven? Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: De haan zal niet kraaien, voordat u Mij driemaal verloochend zult hebben.”

Ai! Dat is een wel heel groot contrast! Eerst moedig roepen dat jij jouw leven voor de Meester zult geven en Hem later verloochenen voor anderen… Dat moet een schok voor Petrus geweest zijn! Ik denk niet dat zich op dat moment iets kon voorstellen bij een dergelijke daad. Verbluft moet hij zijn geweest. Maar toch, het is wat Jezus hem hier zegt. En Hij blijkt opnieuw gelijk te hebben (zie Johannes 18:15-27).
We kunnen allemaal roepen dat ons dit niet zou zijn overkomen, dat wij meer moed zouden hebben dan Petrus en dat wij echt “mensen van het W(w)oord zijn.” Deze gedachten op zich verraden al grootheidswaanzin van onszelf en bovendien missen we hierdoor het zicht op de geweldige trouw van Christus.
Want deze Petrus, die meende voor Christus te kunnen en zullen sterven, maar Hem uiteindelijk verloochende, is ook de Petrus die wordt genoemd in vers 36:

“Waar Ik heenga, kunt u Mij nu niet volgen, maar u zult Mij later volgen.”

De verloochening door Petrus heeft de trouw van Christus niet gebroken. Deze val betekende geen exit. Het is niet over en uit. Jezus’ bewarende macht is sterker dan welke zonde ook. Petrus hoeft niet te vrezen voor zijn positie bij Christus, maar moet wel oppassen dat hij Hem niet teveel voor de voeten gaat lopen. Dat geldt ook voor ons. Geen zonde zal een einde maken aan de liefde en trouw van Christus. Alleen de grootheidswaanzin die bedenkt dat je daarom kunt blijven zondigen zal bewijzen dat je nooit in de trouwe en liefdevolle handen van Christus bent geweest.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.

Blogarchief