SalvationInGod

zondag 11 september 2016

Read & Apply #17 Namaak binnen de kerk

2 Timotheüs 3:1-9


In 2 Timotheüs 3:1-9 schrijft Paulus over zware tijden als gevolg van zelfzuchtige mensen. Waarom zijn dit zware tijden? En waarom zijn deze zelfzuchtige mensen een gevaar voor de kerk? En hoe is het mogelijk dat deze mensen zo hun gang kunnen gaan?

1. “Zware tijden” heeft betrekking op het soort mensen en de plek waar zij zich bevinden
Het is, zoals altijd, belangrijk om dit gedeelte te lezen binnen de context. In hoofdstuk 2 geeft Paulus handreikingen voor het omgaan met mensen die valse leer verkondigen. In vers 20 erkent hij dat niet iedereen binnen het huisgezin (en dat is een beeld voor de kerkgemeenschap) zijn taak uitvoert, waartoe God hem oproept. Tevens geeft hij in vers 25 de opdracht aan Timotheüs om mensen die de juiste Evangelieleer niet willen erkennen, terecht te wijzen door middel van onderwijs. Dit moet uiteindelijk bekering voortbrengen.
Dan volgt hoofdstuk 3. Volgens Paulus moet Timotheüs, en de kerk in het algemeen, zich voorbereiden op zware tijden (vers 1):

“En weet dit dat in de laatste dagen zware tijden zullen aanbreken.”

Deze zware tijden hebben betrekking op het voorgaande gedeelte en wordt vervolgens gedetailleerd uiteengezet in de verzen 2-5:

“Want de mensen zullen liefhebbers zijn van zichzelf, geldzuchtig, grootsprekers, hoogmoedig, lasteraars, hun ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijk, kwaadsprekers, onmatig, wreed, zonder liefde voor het goede, verraders, roekeloos, verwaand, meer liefhebbers van zingenot dan liefhebbers van God. Zij hebben een schijn van godsvrucht, maar hebben de kracht ervan verloochend. Keer u ook van hen af.”

Waarom heeft deze beschrijving betrekking op de instructies uit hoofdstuk 2? Omdat we in hoofdstuk 2 vers 25 lezen over “hen die zich verzetten” tegen de zuivere leer van het Evangelie. Vervolgens lezen we in hoofdstuk 3 vers 2 tot en met 5 onder andere over de manier waarop deze mensen zullen reageren wanneer je hen hierop aanspreekt. Het is echter nog erger: de hoofdboodschap van deze verzen lijkt te zijn dat de manier waarop zij de zuivere leer van het Evangelie ontkennen, zich concentreert om het gedrag.
Hiermee komen we meteen bij het eerste probleem: het gedrag. Deze mensen leven in zonde. En klaarblijkelijk zijn zij er totaal niet van doordrongen hoe schadelijk en gevaarlijk dit is. Het tweede probleem heeft te maken met de plek waar deze mensen zich bevinden: binnen de kerk. Het beeld is onthutsend: mensen behoren tot een lokale kerkgemeenschap, maar leven ondertussen helemaal voor zichzelf. De logische vraag luidt dan: Hoe is dit mogelijk?! Bij punt 7 kom ik hier op terug.

2. Paulus typeert deze mensen als onbeheersbaar
Paulus noemt stuk voor stuk zonden waaraan deze mensen te herkennen zijn. En één ding valt op: zij zijn niet te corrigeren, noch aan te spreken op hun egocentrische gedrag. Zij leven puur voor zichzelf. Welk onderwerp je ook neemt, alles moet het ontgelden ten gunste van het eigen geluk. Deze mensen zijn onbeheersbaar. Zij hebben zichzelf niet meer in de hand en ook de leiding van de gemeente kan hier totaal geen verandering in brengen. Dat maakt de tijd zo zwaar. Mensen leven recht tegen het Evangelie in en weigeren nog gecorrigeerd te worden ook! De Kerk van Jezus Christus moet in de eindtijd ernstig rekening houden met zulke figuren. Ze zijn er. In elke gemeente. In elke woonplaats.

3. Zonden kunnen worden verbloemd door veel gepraat over de leer
De zaak ligt echter nogal gecompliceerd. Blijkbaar herken je zulke mensen niet direct. Misschien maak je elke zondag wel een praatje met een dergelijk iemand. In het gesprek valt je verder niets op. Aardige kerel, veel Bijbelkennis, fijne gesprekken…
En daar zit nu het gevaar in. Want in vers 5 lezen we:

“Zij hebben een schijn van godsvrucht, maar hebben de kracht ervan verloochend. Keer u ook van hen af.”

Deze mensen hebben de schijn van godsvrucht. Wat bekent dat? In ieder geval strooien ze grote hoeveelheden zand in de ogen. Dat kan niet anders. Als jij je misdraagt op de hierboven genoemde manieren, dan moet je wel héél goed je best doen om als heilig boontje tevoorschijn te komen. En dat is exact wat deze mensen doen! Hoe dan? Praten. Veel praten. Heel veel praten. Praten over de leer. Praten over het Evangelie. Praten over het werk van Christus. Praten, praten, praten. Geweldige verhalen ophangen als rookgordijn en niemand die het leven daarachter ziet. Of juist heel anoniem blijven, zodat niemand naar je gaat vragen. Maar dit laatste lijkt niet heel realistisch, omdat Paulus echt schrijft over mensen met een schijn van godsvrucht, dus er moet wel degelijk iets zichtbaar zijn dat betrekking heeft op het geloof. Bovendien vermeld hij in vers 7 dat deze mensen “leren en nooit tot kennis van de waarheid kunnen komen.” Op intellectueel-theologisch vlak zijn ze dus behoorlijk actief.

4. Het Evangelie is er om ernaar te wandelen
Dit brengt ons bij een belangrijk punt, want we zien hier dat het Evangelie bedoeld is om uit te leven – niet alleen om erover te praten. Praten is zo gemakkelijk. Iedereen kan iets zeggen. Maar weinigen wandelen in gehoorzaamheid. Leer en wandel moeten samengaan. De leer moet de katalysator van de levenswandel zijn. De leer moet mensen in beweging brengen. De leer moet ons aansporen tot gehoorzaamheid. De leer is het leven. Je kunt dit niet van elkaar scheiden.

5. Voor Paulus doet een belijdenis er niet toe wanneer mensen in zonde leven
In dit kader is het volstrekt begrijpelijk waarom Paulus zich ernstig zorgen maakt over de kerk in de laatste dagen. Hij ziet mensen die zich misdragen en desondanks toch geaccepteerd worden als broeder of zuster in Christus. Dit kan nooit de bedoeling zijn. Sterker nog, in vers 5 geeft hij het advies: “Keer u ook van hen af.” Heb niets meer met hen van doen. Verwijder hen uit de gemeenschap. Uiteraard zijn dit geen impulsieve acties of beslissingen, maar als mensen stelselmatig weigeren zich te bekeren van duidelijke zonden, heeft de gemeente volmacht gekregen om iemand onder tucht te plaatsen en hem te beschouwen als buitenstaander (zie ook Mattheüs 18:15-20). Voor Paulus maakt al dat gepraat over de leer geen indruk, als het gedrag niet in overeenstemming is met het Evangelie. Je kunt belijden wat je wilt, maar als je fout leeft heb je volgens Paulus een groot probleem.

6. Schijn kan nooit winnen van het echte
In vers 6 en 7 komt de apostel met een voorbeeld:

“Want tot hen behoren zij die de huizen binnensluipen en vrouwtjes in hun macht krijgen die met zonde beladen zijn en door allerlei begeerten gedreven worden, die altijd leren en nooit tot kennis van de waarheid kunnen komen. Op de wijze waarop Jannes en Jambres tegen Mozes ingingen, zo gaan ook zij tegen de waarheid in. Het zijn mensen met een verdorven gezindheid en, wat het geloof betreft, verwerpelijk.”

Jannes en Jambres, wie zijn dat? Het zijn twee figuren die het Mozes met hun toverij knap lastig maakten. We lezen hierover in Exodus 7:8-13. Maar wat heeft deze situatie nu te maken met de mensen binnen de gemeente waar Paulus over schrijft? Let op de gelijkenis in Exodus 7:10-11:

“Toen kwamen Mozes en Aäron bij de farao en deden precies zoals de HEERE geboden had. Aäron wiep zijn staf neer voor de farao en voor zijn dienaren en hij werd tot een slang. Maar de farao op zijn beurt riep de wijzen en de tovenaars, en ook zij, de Egyptische magiërs, deden met hun bezweringen hetzelfde.”

De boodschap is: nep lijkt op echt. Gods werk door Mozes en Aäron wordt nagebootst door de Egypische magiërs. En deze lijn trekt Paulus nu naar de mensen met “een schijn van godsvrucht”, maar die “de kracht ervan verloochend hebben” (vers 5). Jannes en Jambres hadden nep werk dat op echt leek en zo ook deze mensen binnen de gemeente, die geweldig praten, maar ondertussen hun zondige verlangens uitleven. Je zou er radeloos van worden! Gelukkig schrijft Paulus in vers 9:

“Maar zij zullen het niet veel verder brengen, want hun dwaasheid zal voor ieder volstrekt duidelijk worden, zoals dat ook bij die twee het geval was.”

Hoelang de schijn ook duurt, uiteindelijk zal de werkelijkheid zichtbaar worden. Welke werkelijkheid? Dat deze mensen op vernuftige wijze in andermans leven binnenstappen en misbruik maken van de zondige verlangens die daar heersen. Samen leven ze vervolgens deze begeerten uit (zie vers 6). En – volgens vers 7 – ondertussen maar Bijbelstudies en theologische cursussen volgen…

7. De hamvraag: hoe is dit toch mogelijk?!
Paulus laat geen onduidelijkheid bestaan van de manier waarop deze mensen binnen de gemeente te werk gaan en waar dit gedrag op uitdraait.
De vraag die blijft en waar we mee blijven worstelen, is hoe dit toch mogelijk kan zijn binnen de gemeente van Jezus Christus. Ik dacht altijd dat Paulus in vers 2-5 sprak over de mensheid in het algemeen, de mensheid in de eindtijd – tot ik dit gedeelte in zijn context begon te lezen en begreep dat het hier over mensen binnen de gemeente gaat en niet erbuiten. Hoe kan dit? Hoe is het mogelijk dat je enerzijds grof in zonde leeft en aan de andere kant de schijn van godsvrucht hebt? Vanuit de tekst zou ik twee antwoorden naar voren willen brengen.
Ten eerste leren we vanuit vers 7 dat mensen altijd maar bezig kunnen zijn met leren en theologie bedrijven, zonder dat dit invloed heeft op de levensstijl. Met andere woorden: de leer blijft in het leven van zulke mensen krachteloos. Het is pure intellectualiteit, maar geen door de Geest vervulde realiteit. De leiding van de gemeente laat in dit geval te veel de oren hangen naar wat mensen zeggen en zijn te snel tevreden met theologische verhalen.
Het tweede antwoord ligt in het verlengde hiervan, omdat we in vers 5 lezen dat echte gelovigen in Christus en de leiding van de gemeente afstand dienen te bewaren tot deze zondaars. Maar wanneer men uitsluitend genoegen neemt met indrukwekkend theologisch gepraat en niet doorvraagt op gedrag en levensstijl, zorgt men ervoor – onbedoeld – dat er geen zicht komt op de werkelijkheid achter al dit gepraat. En zo woekert de zonde voort. Er is een gebrek aan echte ontmoeting. Er is een gebrek aan persoonlijke binding. Er is totaal geen toezicht op de leden van de gemeente. Mijn antwoord op de vraag “Hoe is het toch mogelijk dat mensen binnen de gemeente in alle ruimte en tegelijkertijd in het geheim hun zondige begeerten kunnen uitleven?” luidt, dat de leiders van de gemeente – maar ook de lokale gemeente als geheel – ernstig aan het slapen zijn. Dat kan niet anders. Geen toezicht op persoonlijke heiligmaking en het te snel genoegen nemen met theologische praatjes zijn een fatale combinatie en een ernstig gevaar voor de geestelijke gezondheid van de christelijke kerk.
Je zou het als volgt kunnen samenvatten: óf de leer van het Evangelie overruled jouw begeerten met kracht, óf jouw begeerten overrulen de leer van het Evangelie in de praktijk. Wie dit laatste tolereert, kan volgens Paulus zware tijden verwachten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.

Blogarchief