SalvationInGod

maandag 2 januari 2017

Read & Apply #36 Een Evangelie als vervulling van Gods belofte

Galaten 3:1-9


We zijn inmiddels aangekomen bij hoofdstuk 3 van de Galatenbrief. We hebben in het vorige deel gezien hoe Paulus erop wijst dat alleen het geloof in Jezus levend maakt en de gerechtigheid kan ontvangen waarmee God tevreden is. Nadat hij hen dit op duidelijke wijze heeft duidelijk gemaakt, gaat hij begin hoofdstuk 3 in op de dwaasheid van het afwijken van dit geloof.

1. Het gevaar af te wijken van het Evangelie is reëel
Daar waar Paulus in hoofdstuk 2 een oordeel velt over Petrus, doet hij dat aan het begin van hoofdstuk 3 over de Galaten. Hij noemt hen dwaas, onverstandig:

“O dwaze Galaten, wie heeft u betoverd om de waarheid niet te gehoorzamen; u voor wie Jezus Christus eerder voor ogen is geschilderd alsof Hij onder u gekruisgd was?”

Hij stelt dat Jezus aan hen verkondigd is op een onmiskenbare wijze: als gekruisigd. Met andere woorden: de Galaten hebben het Evangelie gehoord als de boodschap van Gods verlossingswerk in Jezus Christus; iedereen die in Jezus gelooft, wordt door God rechtvaardig verklaard. Zij hebben het zó indringend gehoord, dat het leek alsof zij – door Paulus’ verkondiging – bij het kruis van Christus hebben gestaan.
Volgens Paulus hebben de Galaten zich afgekeerd van deze boodschap. Het is niet langer de gekruisigde Christus, maar er zijn nieuwe elementen bijgekomen. Paulus noemt dit toevoegen van elementen een “betovering” – alsof de Galaten als door een bijzondere formule Christus niet meer zien, maar zich in een trance volledig blindstaren op iets anders.

2. Het Evangelie kent meerdere facetten die met elkaar verbonden zijn
In vers 2-5 zien we dat Paulus zijn blik van de boodschap van het Evangelie toespitst op de vrucht ervan:

“Dit alleen wil ik van u vernemen: Hebt u de Geest ontvangen uit de werken van de wet, of uit de prediking van het geloof? Bent u zo dwaas? U die met de Geest begonnen bent, gaat u nu eindigen met het vlees? Hebt u tevergeefs zoveel geleden? Als het toch eens tevergeefs was! Hij dan Die u de Geest verleent en krachten onder u werkt, doet Hij dat uit de werken van de wet, of uit de prediking van het geloof?”

Wat we hier zien gebeuren, is een belangrijke les: Paulus brengt nu meerdere elementen van de Evangelieboodschap in: de werking van de Heilige Geest en het lijden. Het mag als een geweldige open deur klinken, maar de Evangelieboodschap bevat meerdere elementen. En wat Paulus hier nu wil laten zien, aan de hand van retorische vraagstelling, is dat de ontkenning of bevestiging van het één gevolgen heeft voor het ander. Met andere woorden: de manier waarop het Evangelie spreekt over de rechtvaardiging door het geloof, heeft gevolgen voor het spreken over de Heilige Geest. Zo heeft ook de boodschap van het Evangelie gevolgen voor het lijden als christen. Paulus zegt hier als het ware: “Als jullie niet door het geloof alleen gerechtvaardigd zijn, hoe hebben jullie dan de Heilige Geest ontvangen? En als jullie niet door het geloof alleen gerechtvaardigd zijn, wat voor nut had het lijden dan, dat jullie juist vanwege die boodschap hebben ondervonden?” Nadenken over het Evangelie en het geloofsleven is een grote verantwoordelijkheid en zeker geen taak die lichtvaardig opgepakt kan worden. Met een uitspraak over het één, geef je ook een boodschap af met betrekking tot een ander onderwerp. Het is belangrijk ervan doordrongen te zijn dat het Evangelie één boodschap is met verschillende facetten en dat God het zó ontworpen heeft, dat al die facetten perfect passen in die boodschap. Laten wij daarom ook oog hebben voor dat bijzondere ontwerp en hier serieus mee omgaan!

3. Leven door het geloof kan alleen door de Heilige Geest
Een andere boodschap die Paulus in de verzen 3 afgeeft, is dat het geloof enkel en alleen geleefd kan worden door werking van de Heilige Geest: “Beginnen met de Geest en eindigen met het vlees” laat zien dat dit een doodlopende weg is. Dit lijkt een simpele waarheid, maar hoe vaak laten ook wij ons niet ertoe verleiden om vanuit het vlees allerlei goede inspanningen te leveren? En dat dit een gevaar is, blijkt wel uit het feit dat deze Galaten erin trappen! We kunnen ons ergens wel inleven in deze mensen. Iemand komt tot geloof in Christus, ontvangt de Heilige Geest, maar keert zich vervolgens af van Christus en de werking van de Heilige Geest, om zich vervolgens kapot te zwoegen. Iemand kan dit doen met gedachte: “Ik ben nu tot geloof gekomen, nu gaat ik het eens radicaal aanpakken...” Dat kan allemaal wel zo zijn, maar op deze manier is Christus slechts een moreel middel om jou een beter leven te laten leiden. De kracht van de Heilige Geest zit hier niet in. De Geest wil boven alles Christus verheerlijken en ons geloof is niet allereerst gericht op gedragsverbetering of het bewaren van een traditie, maar op Christus!

4. Gelovigen uit de heidenen hebben een Joodse aartsvader als voorbeeld
In Read & Apply #33 hebben we al stilgestaan bij de centrale boodschap van het Evangelie voor zowel Jood als heiden, maar ook hier zien we dat Paulus het Evangelie voorstelt als een samenbindende factor. Dezelfde boodschap is gericht aan de Joden en heidenen. In vers 7 en 8 laat Paulus dit zien door Abraham als voorbeeld te gebruiken:

“Zoals Abraham God geloofde en het hem tot gerechtigheid werd gerekend. Begrijp dan toch dat zij die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn. En de Schrift, die voorzag dat God uit het geloof de heidenen zou rechtvaardigen, verkondigde eertijds aan Abraham het Evangelie: In u zullen al de volken gezegend worden.”

Hier gebeurt iets bijzonders. Een Jood wordt als voorbeeld genoemd voor heidengelovigen. En niet alleen dat, volgens Paulus ontmoeten Jood en heiden elkaar door het geloof in het Evangelie. Abraham geloofde Gods belofte en dat geloof werd hem als gerechtigheid gerekend. Hier zien we dat met het Evangelie en het geloof in Jezus Christus geen nieuwe boodschap of belofte is gekomen, maar dat in Christus de belofte aan Abraham vervuld is. Door het geloof is hij gerechtvaardigd, en deze boodschap is ook gericht aan de heidenen. Met andere woorden: God voegt de gelovige Joden en heidenen samen en vormt hen tot één volk in Christus. In Jezus is Gods openbaring tot zijn climax gekomen. Abraham kende het Evangelie al, maar dan in bedekte termen. God sprak echter van hetzelfde Evangelie, waarin Christus is geopenbaard. Met andere woorden: de hele Bijbel is gericht op het Evangelie, gericht op de openbaring van Jezus Christus. De Joden hebben het voorrecht gekregen om als eerste met deze belofte van zegen te leven – door het geloof. In de openbaring van Jezus Christus is de belofte vervuld en is deze boodschap – die eerst tot de Joden kwam – uitgegaan naar de heidenen. Maar in Christus vinden deze twee groepen zich en worden zij één.

5. Buiten het geloof in Christus is er geen verlossende zegen
God heeft volgens vers 8 aan Abraham beloofd dat alle volken in hem gezegend zullen worden. Veel mensen zien hier dat God Israël als volk zegent en dat vanuit dit volk de zegen naar de rest van de wereld gaat. Gezien de omschrijving onder punt 4 zit hier wel iets in, maar vanuit de context blijkt duidelijk dat Paulus het geloof van Abraham voor ogen heeft. Abraham is immers, zoals we net zagen, tot voorbeeld gesteld vanwege zijn geloof. Paulus hamert in dit gedeelte van zijn brief op de belangrijke plaats van het geloof voor het verkrijgen van gerechtigheid, in tegenstelling tot de werken van de wet. Hij licht als het ware het geloof van Abraham eruit en past dit toe op de belofte die God aan hem heeft gedaan.
Het geloof is volgens Paulus dan ook de ware zegen. Geloof jij in Christus? Dan ben je gezegend! Abraham geloofde de belofte van God en dat was zijn zegen! God zegent mensen uitsluitend door het geloof en niet door de werken van de wet. Nog preciezer verwoord: Er is geen enkele verlossende zegening verkrijgbaar buiten het geloof om. Hiermee worden de Galaten als het ware weer bepaald bij de woorden van vers 2-5, waar Paulus vraagt hoe zij nu eigenlijk de Heilige Geest ontvangen hebben en waar het lijden omwille van Jezus’ Naam goed voor was. Het antwoord op die vraag wordt nogmaals bevestigd: dit komt allemaal voort uit het geloof. Niemand verkrijgt de Heilige Geest door eigen gerechtigheid, en het lijden omwille van Jezus vindt ook enkel en alleen plaats door het geloof.

6. De Kerk omvat allen die vertrouwen op Gods belofte in het Evangelie
In vers 9 onderstreept Paulus deze waarheid nog eens, door te schrijven:

“Daarom worden zij die uit het geloof zijn, gezegend samen met de gelovige Abraham.”

In het schenken van de zegen door het geloof maakt God geen onderscheid. Wie de belofte van het Evangelie gelooft, zoals Abraham, krijgt deel aan dezelfde zegen. Alle gelovigen in Jezus Christus zijn familie van Abraham, omdat hij ons tot voorbeeld is door zijn geloof. Ik begrijp daarom niet goed waarom er niet gezegd zou mogen worden dat de geloofshelden uit het Oude Testament géén deel van de Kerk uitmaken. Het zijn gelovigen in Gods belofte, in Gods Evangelie. Het is waar dat het woord “Kerk” nog niet in het Oude Testament genoemd wordt en het is ook waar dat deze heiligen minder van het Evangelie hebben gezien dan wij. Desondanks hebben zij toch geloofd in die belofte en zijn hiermee deel geworden van Gods huisgezin, zoals wij dat nu ook zijn door het geloof in de openbaring van Christus.
Ik heb het hier niet over vervangingstheologie, maar volg enkel wat Paulus hier zegt over de verhouding tussen Jood en heiden door het geloof. En dan blijkt dat het onderscheid tussen Jood en heiden door het geloof in Christus wegvalt. Het is er niet meer. Daarom geloof ik ook dat alle heiligen – of zij nu vóór de verschijning van Jezus Christus hebben geleefd, of erna – mogen pleiten op de beloften die God in Zijn gehele Woord doet. De Bijbel is Gods belofteboek voor heiligen!



Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.

Blogarchief