SalvationInGod

zondag 8 januari 2017

Read & Apply #40 Een Evangelie dat bevrijdt van slavernij

Galaten 4:1-7


In het Evangelie vallen verschillen tussen mensen weg. Er is geen onderscheid meer tussen een Jood en Griek, een slaaf en vrij persoon of een man en vrouw. In de eerste verzen van hoofdstuk 4 werpt Paulus vanuit deze eenheid een blik op de gezamenlijke erfenis waar elke gelovige in Christus deel aan heeft. Met andere woorden: hij kijkt vanuit het Evangelie naar Gods belofte aan Abraham en de erfenis die deze belofte bevat.

1. Onder het slavenjuk van de Wet keken gelovigen al uit naar de vervulling van Gods belofte
In vers 1-3 van hoofdstuk 4 begint Paulus met een verduidelijking; hij wil duidelijk maken hoe de verhouding tussen de Wet en de belofte ligt. En hiermee keert hij weer terug naar de situatie vóór de vervulling van de belofte, dus toen de Wet nog een heenwijzer naar de belofte was:

“Ik zegt echter: Zolang de erfgenaam een onmondig kind is, verschilt hij in niets van een slaaf, hoewel hij heer is van alles; maar hij staat onder voogden en beheerders, tot het tijdstip dat de vader van tevoren heeft bepaald. Zo waren ook wij, toen wij nog onmondige kinderen, als slaven onderworpen aan de grondbeginselen van de wereld.”

Toen de Wet er al wél was, maar de belofte nog niet vervuld, lag er ook al een erfenis klaar: God had immers aan Abraham de zegen beloofd! Maar omdat de belofte nog vervuld moest worden, waren de Israëlieten onder de Wet als onmondige kinderen, zoals Paulus dat hier noemt. Ze moesten wachten. Niet passief wachten en achterover leunen, maar vol verwachting blijven uitkijken. Ze hadden nog niet de erfenis ontvangen waarop ze hoopten. Dat bedoelt Paulus hier. De tijd dat men onder de Wet leefde, zonder vervulling van de belofte, was een verwachtingstijd. Het is een uitzicht. En ook vertrouwen op dit door God beloofde uitzicht, is geloof! En daarom delen ook de Oud Testamentische gelovigen in de zegen van Gods belofte aan Abraham. Geloof zou je kunnen omschrijven als “hopen op wat God belooft” of “verwachten dat God doet wat Hij belooft”. Maar tussen het moment dat de erfenis beloofd wordt en het moment dat de belofte voor de erfenis vervuld wordt, kan nog een hele lange tijd liggen! Deze tijd heeft Paulus in vers 1-3 voor ogen. Hij omschrijft de Israëlieten hier als “slaven”. Dat is vrij opmerkelijk, als je bedenkt dat Israël bij het ontvangen van de Wet vlak daarvoor als slavenvolk bevrijd was uit Egypte!

2. Onderworpenheid aan de grondbeginselen van de wereld is levensgevaarlijk
Ter verduidelijking is het goed om stil te staan bij de woorden van vers 3, waar Paulus schrijft over de “grondbeginselen van de wereld”. Wat bedoelt hij hier precies mee? Als je dit vers uit zijn verband zou halen en je legt hem voor aan een willekeurige christen, zou je een antwoord krijgen dat waarschijnlijk neerkomt op wereldgelijkvormigheid, of principes die in de wereld wél gelden, maar die God in Zijn Woord afkeurt.
Toch is dit niet de betekenis van deze woorden. Paulus schrijft hier immers in het geheel niet over de “grote boze buitenwereld”, alsof hij hier gebruiken van de heidenen bedoelt – die God niet kennen, maar over de tijd van de Wet. En dat maakt zijn woordkeus op dit punt toch wel wat apart. In welke zin is er een verband tussen de Wet en grondbeginselen van de wereld? Gezien de context ligt het voor de hand te denken aan de Wet met haar inzettingen en bepalingen. We zouden hier nog de opmerking aan toe kunnen voegen, dat het hier om een wetsbenadering gaat, alsof iemand door die wet wordt gered. Met andere woorden: men gaat zó met een wet om, alsof dat de zaligmakende manier is. Wanneer het in de Galatenbrief over de Wet gaat, zo hebben we inmiddels kunnen vaststellen, wordt zij op deze manier voorgesteld. Er wordt net gedaan alsof wij door de werken van de Wet rechtvaardig voor God kunnen worden.
Ik geef het toe, op het eerste gezicht lijkt deze uitleg vergezocht, omdat Paulus in de directe verzen eromheen spreekt over belofte, vervulling en erfenis. Maar er is een tekstgedeelte in een andere brief van de apostel die een dergelijke interpretatie rechtvaardigt. In Kolossenzen 2:20 komen we deze term ook tegen. Omdat ik dit bewuste tekstgedeelte al eens behandeld heb, ga ik dat hier niet nog een keer doen. Wel is er een opvallende parallel zichtbaar tussen een wettische benadering en de term “grondbeginselen van de wereld”. Met andere woorden: de grondbeginselen van de wereld zijn dichterbij huis dan menig gelovige denkt!
Teruggaan naar de tijd onder de Wet (wel de belofte, maar nog geen vervulling) is levensgevaarlijk, omdat met het accepteren van de Wet ook de vloek ervan wordt binnengehaald.

3. Verlossing is een statuswisseling
Volgens Paulus is het volkomen duidelijk: er is een radicale verandering gekomen met de komst van de Messias, zoals we kunnen lezen in vers 4 en 5:

“Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon uit, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, om hen die onder de wet waren, vrij te kopen, opdat wij de aanneming tot kinderen zouden ontvangen.”

Christus is geopenbaard. Hij is verschenen en heeft verlossing gebracht door te sterven aan het kruis en op te staan uit dood. Dát moment heeft een totale verandering teweeg gebracht. Niet langer is het uitzien naar de vervulling van de belofte, maar zien op de Belofte Zelf, in Wie alle volken van de aarde gezegend zullen worden! En dit zien noemt de Bijbel geloof. Als Paulus schrijft dat wij niet meer onder Wet zijn, bedoelt hij niet – let goed op! – dat wij niets meer te maken hebben met Gods regels. Dat zegt hij niet! Paulus gooit het belang van geloofsgehoorzaamheid niet in de prullenbak. Hij zegt hier wel mee, dat gelovigen niet meer onder de Wet zijn in de zin dat zij nog moeten wachten op de vervulling van de belofte. Die is al gekomen. Of beter gezegd: Hij is al gekomen. Wij wachten daarom niet meer als slaven op de openbaring van Gods Belofte – Christus – maar zijn nu door het geloof in Hem Zijn kinderen geworden. Dit hebben we de vorige keer gezien.
Er heeft door het verlossingswerk van Jezus Christus en het ontvangen van Hem als Gods Belofte een statuswisseling plaatsgevonden. We zijn Zijn kinderen, en niet langer slaven, die worden vastgehouden door zonde de Wet.

4. God schenkt met Christus ook Zijn Geest
Het Evangelie, waarin God Zijn Zoon schenkt als Plaatsvervanger, om de vloek van de Wet over ons leven te dragen, zodat wij bekleed kunnen worden met de gerechtigheid van Hem, is natuurlijk al een geweldig rijke boodschap! Maar in vers 6 en 7 voegt Paulus een nieuw element toe:

“Nu, omdat u kinderen bent, heeft God de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader! Dus nu bent u geen slaaf meer, maar een zoon; en als u een zoon bent, dan bent u ook erfgenaam van God door Christus.”

God heeft niet alleen Zijn Zoon gegeven, maar ook de Geest van Zijn Zoon. Het verlossingswerk van Jezus Christus is dus niet alleen een zaak van iets buiten ons, maar heeft ook gevolgen voor het persoonlijk leven in ons. Gods Geest is in onze harten uitgezonden. Het is Deze Geest Die in ons tot God als Vader roept. Door Christus de Zoon en Christus de Geest kunnen wij rechtmatig tot God als Vader naderen. De status van “slaaf” is ingewisseld voor die van “zoon”. Het Evangelie is Gods Goede Nieuws van onze statuswisseling ten opzichte van Hem door Zijn geliefde Zoon. Wat een rijkdom! Niet langer een slaaf, niet langer proberen rechtvaardig voor God te worden door de werken van de Wet. Wat een armetierige boodschap is Christusloze moraliteit toch! Je doet je best om netjes te leven. Toch mis je alle zegeningen, omdat je het verkeerde middel aangrijpt om die zegeningen te verkrijgen. Door het geloof in Christus krijgen we een nieuwe status voor God én ontvangen we de Geest van God. Wat een heerlijk bevrijdende boodschap!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.

Blogarchief