SalvationInGod

dinsdag 3 januari 2017

Read & Apply #38 Een Evangelie van Gods trouw

Galaten 3:15-22


Na de kernachtige beschrijving van het verlossingswerk van Christus aan het kruis, vervolgt Paulus zijn betoog over de Wet en de belofte aan Abraham. We lezen in 3:15-22 de reden voor het geven van de Wet en wat voor gevolgen dit heeft voor de belofte. Wat blijkt? Alles blijkt heen te wijzen op Jezus Christus!

1. Afspraak is afspraak bij God
Paulus begint in vers 15 met de stelling dat zélfs een gesloten verbond tussen mensen geen verandering ondergaat:

“Broeders, ik spreek op menselijk wijze: Zelfs een verbond van mensen dat rechtsgeldig is geworden, stelt niemand terzijde of voegt daar iets aan toe.”

Met andere woorden: een verbond blijft een verbond. De afspraken blijven gelden. Afspraak is afspraak. God houdt Zich aan Zijn afspraken aan Abraham. Hij verandert tussentijds niet onverwachts Zijn regels en afspraken. Hier zien we een glimp van Gods trouw, Die heel bewust een verbond aangaat met Zijn dienstknecht. Geen enkele handeling van God is een willekeurige. Hij maakt geen fouten, Hij overziet alles en doet alles welbewust. Hij hoeft geen afspraken toe te voegen aan een verbond en hoeft het ook niet uit teleurstelling op te heffen.

2. Gods belofte aan Abraham wijst op Christus
Door in vers 15 het voorbeeld van verbondsluiting te noemen, keert hij weer terug naar de belofte van God aan Abraham. Deze belofte bezegelde Hij met het sluiten van een eenzijdig verbond:

“Welnu, zo zijn de beloften aan Abraham en aan zijn nageslacht gedaan. Hij zegt niet: En aan zijn nageslachten, alsof er sprake zou zijn van velen; maar van één: En aan uw Nageslacht; dat is Christus.”

We zien hier dat Paulus een nieuwe dimensie toevoegt aan Gods belofte aan Abraham: hij past hier het woord “nageslacht” toe op Christus Zelf. Wat voor dimensie krijgt Gods belofte aan Abraham dan?
Zoals Paulus deze belofte omschrijft, zegt God niet alleen tegen Abraham dat in hem “alle volken gezegend zullen worden”, maar Hij belooft dat volgens dit gedeelte ook aan Zijn Zoon, Jezus Christus. Met andere woorden: In Christus zullen alle volken gezegend worden. En dat laat exact de kern van het Evangelie zien! Jezus is Zelf de Belofte. We zien hier dat Paulus het nageslacht van Abraham niet specifiek betrekt op Israël, maar op Eén Persoon, het beloofde Nageslacht. We kunnen hieruit de conclusie trekken dat de Oud Testamentische heiligen al verwachtingsvol naar dit Nageslacht hebben uitgekeken. Tevens hebben verschillende heiligen in het Oude Testament al onder inspiratie van de Heilige Geest, geprofeteerd over dit beloofde Nageslacht.

3. De Wet heeft de belofte nooit vervangen
Nu Paulus duidelijk en onomwonden heeft gesteld dat Jezus Christus het beloofde Nageslacht is, gaat hij in op de functie van de Wet. Waarom is die er gekomen? Waarom heeft God die Wet gegeven aan Zijn volk Israel? Heeft de Wet de belofte soms verdrongen of opgeheven? Zoals we in vers 15 al hebben kunnen lezen, is het laatste geenszins het geval. En ook in vers 17 en 18 ontkent Paulus dat God de belofte krachteloos heeft gemaakt door de Wet te geven:

“Dit nu zeg ik: Het verbond, dat eertijds door God rechtsgeldig was gemaakt met het oog op Christus, wordt door de wet, die na vierhonderddertig jaar gekomen is, niet krachteloos gemaakt om de belofte teniet te doen. Want als de erfenis uit de wet is, is zij niet meer uit de belofte; maar aan Abraham heeft God die door de belofte genadig geschonken.”

Kortom: de Wet heeft de belofte nooit vervangen. De Wet is nooit gegeven als plaatsvervanger van Gods belofte aan Abraham. God heeft nooit gezegd: “Ik heb aan Abraham ooit iets beloofd, maar ga het nu over een totaal andere boeg gooien; Ik ga het eens met inzettingen en geboden proberen.” Nooit! God heeft Zijn belofte nooit vervangen. Het is niet een kwestie van kiezen voor óf de belofte, óf de Wet. De belofte geldt nog steeds, en de komst van de Wet heeft die rechtsgeldigheid niet opgeheven. Dat is het punt dat Paulus hier wil maken. Sterker nog, zegt Paulus, als God de Wet wel in plaats van de belofte zou hebben gegeven, dán zou de erfenis – het eeuwige leven, de rechtvaardiging voor God – wel op grond van de werken geschonken worden. Maar de erfenis is helemaal niet uit de werken van de wet; het is alles geschonken uit genade, omdat God het beloofd heeft, niet omdat Abraham ervoor gewerkt heeft.

4. De Wet openbaart zonde en duwt ons in de richting de belofte
Dan blijft de vraag nu: waarom heeft God dan tóch de Wet gegeven? Ook deze vraag wordt door Paulus beantwoordt, in vers 19 en 20:

“Waartoe dient dan de wet? Zij is eraan toegevoegd omwille van de overtredingen, totdat het Nageslacht zou gekomen zijn aan Wie het beloofd was; en zij is door engelen in de hand van de middelaar beschikt. En de middelaar is niet middelaar van één partij, maar God is één.”

De Wet is gekomen om onze zonde en ongerechtigheid bloot te leggen, maar is – nogmaals, om het voor eens en voor altijd helder voor ogen te hebben – nooit gegeven als middel om gerechtvaardigd te worden.
Gods geboden en Gods Wet duwen ons juist naar de belofte die God aan Abraham – en dus ook aan Christus – heeft gedaan! Waarom? Omdat de Wet onze zonde blootlegt en aanwijst en wij in die wetenschap dus ook zullen moeten erkennen dat er geen gerechtigheid in ons zelf te vinden is! De Wet pleit juist tegen alle gerechtigheid van onszelf! Het is daarom de grootste vorm van dwaasheid om van dit middel juist de grond voor onze rechtvaardiging te maken. De Wet zegt: je kunt niet zonder Christus, je kunt niet zonder de Belofte. Ook de Wet wijst dus vooruit, naar de komst van de Verlosser. Hier zit een belangrijke les in: alles wat God geeft, moet op de juiste manier gebruikt worden. Als de Wet gegeven wordt om de noodzakelijkheid van de belofte te verduidelijken, gebruik de Wet dan op die manier. Maar ga het niet gebruiken op manieren die God nooit in Zijn Woord heeft voorgesteld.

5. Er is een radicaal onderscheid tussen de functie van de Wet en de belofte
Ook de verzen 21-22 ondersteunen de gedachte dat de Wet ons naar de belofte duwt:

“Is dan de wet in strijd met de beloften van God? Volstrekt niet! Want als er een wet gegeven was die in staat was levend te maken, dan zou de gerechtigheid werkelijk uit de wet zijn. Maar de Schrift heeft alles onder de zonde opgesloten, opdat de belofte aan de gelovigen gegeven zou worden door het geloof in Jezus Christus.”

In feite lezen we hier de samenvatting van Galaten 3:15-22. We zien hier Gods trouw in het beloven en schenken van de erfenis door middel van het verbond met Abraham. Deze belofte staat, en blijft staan. God gooit dit niet weg. Ook vandaag is het nog van kracht en kunnen wij delen in die erfenis als wij geloven in de Heere Jezus Christus, Die de Belofte Zelf is. Abraham verkeeg de zegen van het verbond door het geloof en ook wij verkrijgen de zegen door het geloof.
Zonde maakt geen einde aan Gods belofte, maar maakt de belofte juist noodzakelijk en heerlijk! God geeft ons leven en gerechtigheid op Zijn manier. En Hij heeft bepaald dat beide verkregen worden door het geloof in Zijn Zoon, de Beloofde Verlosser. De uitnodiging is er – van de Jood Abraham tot de heiden van nu. God is trouw. Wie nu gelooft in Christus, zal eeuwig leven – net zoals Abraham gerechtvaardigd werd, vierhonderddertig jaar voordat de Wet kwam. God is onveranderlijk en de zonde die in ons leven wordt blootgelegd door de Wet kan hier geen verandering in brengen; het is juist een aanmoediging naar de Belofte Zelf te gaan, naar Jezus Christus.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.

Blogarchief