SalvationInGod

zondag 3 december 2017

Verbondstrouw (1)

De boodschap van Maleachi

Maleachi is het laatste Bijbelboek in het Oude Testament zoals wij dat kennen. Het boek is rond halverwege de vijfde eeuw voor Christus geschreven. Deze datering wordt onderbouwd door het gegeven dat de tempel in Jeruzalem is hersteld. Het boek beschrijft dus een situatie na de Babylonische ballingschap. Een ander kenmerk dat deze datering ondersteunt is het gebruik van het woord “landvoogd” in bijvoorbeeld 1:8, dat in de tijd van de zogenaamde “Perzische periode” (539-332 voor Christus) veelal verwees naar regionale officieren.
Het belangrijkste argument is wellicht het gegeven dat het boek Maleachi problematiek aan de kaak stelt, die wij ook kunnen terugvinden in de boeken Ezra en Nehemia. We moeten dus in gedachten houden dat wanneer Maleachi zijn bediening van God ontvangt, Israël is teruggekeerd uit ballingschap.

Maleachi doet wat alle profeten doen: niet de wereldproblematiek benoemen, niet andere volken de schuld geven, maar Gods eigen volk terugfluiten en oproepen tot bekering. Zoals ik ook al in de introductie schreef, moeten we niet uitsluitend apocalyptische taal verwachten. Denk niet dat Maleachi uitsluitend profeteert over het laatste oordeel, het machtig ingrijpen van God bij Zijn komst naar deze wereld of spreekt over schokkende gebeurtenissen in de eindtijd. Maleachi beschrijft schokkende dingen, maar die hebben in de kern stuk voor stuk te maken met de verwaarlozing van de aanbidding van God door Zijn eigen volk. Dit maakt de profeten tot ongewenste boodschappers, die men liever zag gaan dan komen. In dit opzicht is ook de behandeling van Christus door de religieuze leiders in Zijn dagen geen verrassing. Christus’ profetische woorden wekten ergernis en de vraag tijdens Zijn bediening was niet zozeer of de bom zou barsten, maar wanneer. Schriftgeleerden en Farizeeën hebben overduidelijk niets geleerd van de waarschuwingen van Oud Testamentische profeten. Laten we daarom als gelovigen en volgelingen van de gekruisigde en verworpen Messias goed beseffen dat wij door het bestuderen van een profeet als Maleachi een risicovol pad opgaan. We maken het onszelf niet gemakkelijk. Maar dit is de enige manier om te ontsnappen aan het slappe, slaperige geestelijke klimaat waarin de Westerse kerk zich momenteel bevindt. Ik wil daarom de lezer niet alleen aanmoedigen de profetische boodschap individueel te bestuderen, maar om erover in gesprek te gaan met een goede vertrouweling. Als het om de toepassing van deze literatuur aankomt, heb je anderen nodig die met je meekijken en je aanmoedigen. Blijf niet op jezelf.

We staan in dit eerste deel stil bij Maleachi 1:1-5. Het is het begin van het Bijbelboek, waarin kort Gods boodschapper wordt benoemd en de profetische boodschap wordt ingeleid. We zullen stilstaan bij vijf eigenschappen van deze boodschap.

1. Gods boodschapper voor Zijn verbondsvolk (vers 1)
We lezen in vers 1 een zeer beknopte beschrijving van Maleachi:

“Een last, het woord van de HEERE tot Israël, door de dienst van Maleachi.”

Hij is Gods boodschapper die Zijn volk moet informeren en confronteren met Gods heilige ongenoegen over de huidige gang van zaken. En zoals ik in de introductie geschreven heb, geloof ik niet dat deze boodschap uitsluitend voor het Joodse verbondsvolk is. Als jij na het lezen van Maleachi 1:1-5 totaal niet het idee hebt dat jij je ook schuldig kunt maken aan dezelfde fouten als Israël, dan mag je eens goed achter je oren krabben.
Profeten zijn altijd mannen die optraden met het gezag dat God hen heeft gegeven; zij staan niet op uit eigen beweging, omdat ze het nu eenmaal een leuke taak vinden. Sterker nog, het is helemaal geen leuke taak. Een groot deel van het volk zit niet op je te wachten en de boodschap wordt verworpen. Niet door iedereen, maar wel door een groot deel.
Het feit dat de profeten van het Oude Testament veelal met een moeilijk en confronterende boodschap kwamen, moet ons ook aan het denken zetten als het gaat om hedendaagse profeten in charismatische –en pinksterkringen. Daar lijkt het – in zijn algemeenheid genomen – andersom te zijn: profeten zijn boodschappers die juist niet confronterend zijn. Het zijn mensen met prachtige beloften en succesverhalen, die vooral beweren dat God grootse en geweldige plannen van zegen en voorspoed heeft. Ze weten je te vertellen dat God herstel en genezing wil geven, dat je nu de hemel op aarde moet verwachten en dat er hier eigenlijk maar twee vijanden van zijn: satan en jouw ongeloof. Zo’n boodschap is te goed, zeker wanneer je dit naast het Bijbelse getuigenis legt. Het element van gebrokenheid en bekering ontbreekt.

2. Gods onbeantwoorde liefde voor Zijn verbondsvolk (vers 2a)
Maleachi komt meteen ter zake. Israël heeft God aangeklaagd:

“Ik heb u liefgehad, zegt de HEERE, maar u zegt: Waarin hebt U ons liefgehad?”

Om het maar heel direct te noteren: Israël twijfelt aan de liefde die God voor Zijn volk heeft: “Wij zien het niet! We merken er niets van!” Dit mag voor ons wellicht als een verrassing komen, maar vergeet niet dat het volk uit ballingschap is teruggekeerd. En ballingschap betekende voor Israël oordeel.
Ze zijn nu weer teruggekeerd naar het land dat God heeft beloofd, ze hebben hun intrek in Jeruzalem weer genomen en hebben ook de ceremoniële diensten volgens de Mozaïsche Wet hervat. Toch is er onder het volk een diepe en belangrijke twijfel in de geest opgekomen: “Waar is God nu mee bezig? Als wij Zijn volk zijn, waaruit blijkt Zijn liefde dan voor ons? Kijk eens naar de weg die we afgelegd hebben!”
Vandaag de dag is het niet anders. Gelovigen worden bevangen door twijfel en vrees met betrekking tot Gods liefde, omdat zij er niets van menen te zien. Ze ervaren het niet. Anderen wel – uiteraard – maar zij niet. Er is werkelijk niets nieuws onder de zon. Israël klaagt God aan, en hedendaagse gelovigen ook. Stel jij die vraag ook wel eens: “Heere, als U mij liefhebt, waarom dan…?” Als dat zo is, dan wil de Heere je leren hiermee om te gaan.

3. Gods bewezen liefde voor Zijn verbondsvolk (vers 2b-3)
Zijn antwoord volgt direct. God verantwoordt Zich. Niet helemaal, zoals we zullen zien. Hij verklaart in ieder geval wél hoe Hij Israël Zijn liefde heeft bewezen. En de manier waarop Hij dit doet, is even indrukwekkend als opvallend:

“Was Ezau niet de broer van Jakob? spreekt de HEERE. Toch heb Ik Jakob liefgehad en Ezau heb Ik gehaat. Ik heb zijn bergen gemaakt tot een woestenij, en zijn erfelijk bezit prijsgegeven aan de jakhalzen van de woestijn.”

We moeten goed opletten wat God hier doet. Hij beschrijft Zijn liefde voor Israël (de nakomelingen van Jakob) door uitgebreid in te gaan op Zijn handelen met Edom (de nakomelingen van Ezau). Dit vers is cruciaal voor het begrijpen van Gods antwoord aan én Zijn liefde voor Israël.
Hij zegt hier, dat Hij Jakob heeft liefgehad en Ezau heeft gehaat, terwijl het broers van elkaar zijn. Hoe kan dat? Allereerst moeten we begrijpen dat de woorden “liefhebben” en “haten” hier niet letterlijk slaan op “liefde koesteren voor” en “een gruwelijke afkeer hebben van”. Deze woorden moeten worden verstaan in het licht van Zijn uitverkiezende genade. Jakob en Ezau: broers. En toch besluit God de één wel te verkiezen als volk voor Hemzelf, en de ander niet (zie Genesis 25:23; 27:1-40). Waarom? Juist hierover verantwoordt God Zich niet. En dat hoeft ook niet. Dat vinden wij wel eens moeilijk. God kan dingen in ons leven doen die wij niet begrijpen en die wij niet eerlijk vinden, maar Hij is soeverein en vrij om te handelen zoals Hij wil. Hij hoeft niet bij alles tekst en uitleg te geven.
Maar God verantwoordt hier wel het betonen van Zijn liefde voor Israël. Het geheim zit hem juist in die woorden die het cruciale verschil tussen Jakob en Ezau duidelijk maken. Het gaat hier over Gods uitverkiezende liefde. En wanneer we de geschiedenissen van Jakob en Ezau bestuderen, komen we erachter dat Israël in de tijd van Maleachi een wel hele brutale mond heeft tegen God. Ezau was een keurige en oprechte jongen; zijn broer Jakob daarentegen was een geslepen hielenlichter. Zodra hij ook maar iets kon bemachtigen, zocht hij naar manieren om het in zijn bezit te krijgen. Met of zonder bedrog, dat maakte hem niet uit. Zo heeft hij Ezau het eerstgeboorterecht afgenomen. Jakob was – op zijn zachtst gezegd – voor niemand bang. Hij was de brutaalste jongen van de klas. En toch zegt God over deze man: “Ik heb hem liefgehad en Ezau gehaat.” Wie snapt dit? Wie begrijpt Gods handelen hier? Degenen die wij zouden kiezen, verwerpt God en degene die wij zouden verwerpen, kiest Hij! Wat is hier logisch aan? Ogenschijnlijk niets. Maar hier zit juist het antwoord dat God aan Israël geeft. Want Hij zegt hier dat Hij Zijn liefde heeft bewezen door Israël te verlossen, voor haar te zorgen, haar te beschermen en voor haar op te komen. Hebben zij dat verdiend? Niet bepaald. Toch doet Hij dit alles. God wil Israël laten zien dat zij totaal geen recht heeft op welke vorm en welke hoeveelheid genade en barmhartigheid dan ook. Het was veel logischer geweest als God Jakob – en dus Israël – zou hebben verworpen. Maar dat deed Hij niet en dit is juist het bewijs van Zijn liefde. Jakob uitverkoren, Ezau verworpen. God bemoeit Zich nadrukkelijk met Israël, maar laat Edom aan zijn eigen lot over.
Wat God hier tegen Zijn verbondsvolk zegt, is heel belangrijk voor de gezondheid van ons geloofsleven. Hij doet hier iets heel wezenlijks. Israël wordt op haar voorgeschiedenis gewezen. Ze krijgt opnieuw te horen waar ze vandaan komt. En met dat zij dit hoort, moet ook het besef gaan landen dat dit niet vanzelfsprekend is. Gods liefde komt tot uiting in de uitverkiezing. Geen christen kan zeggen: “God heeft toch maar heel verstandig gehandeld door mij op te nemen in Zijn verbondsvolk!” Het is juist andersom: God heeft onbegrijpelijk gehandeld door mij te verlossen en op te nemen in Zijn volk. Begrijp jij waarom God jou wel verlost heeft en andere mensen niet? Waarom Hij jou heeft gegrepen, jou aan Zijn Zoon heeft gegeven en voorbijgaat aan zoveel anderen? Er is vanuit ons bezien geen verklaring voor. De enige verklaring die God geeft is liefde.

4. Gods aankondiging van het oordeel over Edom (vers 4)
Daartegen over staat de verwerping van Ezau en zijn nakomelingen, Edom:

“Hoewel Edom zegt: Als wij verwoest worden, bouwen wij de puinhopen weer op, zegt de HEERE van de legermachten dit: Zullen zíj bouwen, dan zal Ík afbreken, en men zal hen noemen: Goddeloos gebied, en: Het volk waarop de HEERE tot in eeuwigheid toornig is.”

Gods antwoord op de aanklacht van Zijn eigen verbondsvolk wordt in vers 4 vervolgd door de aankondiging van het oordeel over Edom. Dit volk wordt omschreven als rebellerend, opstandig, onverbeterlijk, trots en arrogant – niet bepaald eigenschappen om blij van te worden. Ze verzetten zich actief tegen God, zelfs wanneer Hij hen berooid achterlaat (zie vers 3). Ze blijven proberen Gods oordeel te trotseren. Ze blijven gewoon doen waar ze mee bezig waren. In vers 4 kun je drie stadia van Gods oordeel ontdekken:

1. Onverwoestbare arrogantie
2. Hernieuwde vernedering
3. Totale overlevering


Deze drie stadia kunnen we ook vandaag de dag nog goed zien in de levens van mensen. Het begint met koppigheid, halsstarrigheid. Mensen verharden zich en gaan bewust tegen Gods Woord in. Zij weigeren te geloven in de Heere Jezus en zij weigeren om te buigen voor Zijn Koninklijke heerschappij. Hoe sterker dit verzet wordt, hoe ernstiger de oproep tot bekering luidt. Dit kan gebeuren door radicale, dramatische omstandigheden in iemand leven. God breekt af wat de mens opgebouwd heeft, om hem stil te zetten en na te denken over dit leven en de eeuwigheid. Wanneer iemand echter zó verhard is en zich dusdanig tegen God verzet dat deze oproep tot bekering wederom wordt genegeerd, wordt de grens van genade overschreden. Wanneer deze lijn gepasseerd is, is iemand zó verhardt dat – al zou hij het met ernst willen, zoals Ezau volgens Hebreeën 12: 12-17 – hij zich niet meer kan bekeren. God heeft hem aan zichzelf overgegeven. Dit is de dure, eeuwige rekening die mensen moeten betalen wanneer zij hun hele leven bezig zijn met het trotseren van God en Zijn genade. Edom is hiervan een tragisch voorbeeld.

5. Gods eer als verkondiging onder Zijn verbondsvolk (vers 5)
En juist dit tragische voorbeeld gebruikt God om Zijn liefde voor Israël mee te onderstrepen. Want hoezeer Israël ook van God is afgedwaald, ze is niet uitgeroeid. God heeft haar niet vernietigd. God heeft haar niet aan het oordeel overgegeven. Had Hij redenen om Israël te veroordelen? Zeker weten! Heeft Hij het gedaan? Nee. Dat is nu Zijn uitverkiezende genade. Ook hier moet Israël maar eens goed over nadenken, luidt de boodschap van Maleachi. Israël zal de ondergang van Edom meemaken:

“Uw eigen ogen zullen het zien, en u zult zelf zeggen: Groot is de HEERE, tot over de grenzen van Israël!”

Dit is naar alle waarschijnlijkheid stap voor stap gebeurd tussen 550-400 voor Christus, toen de Edomieten door een groep Arabieren zijn verdreven en zich hebben gevestigd in een regio die later Idumea is gaan heten. Hier zien we het verschil tussen Israël en Edom: Israël getuchtigd en hersteld na ongehoorzaamheid, Edom verdreven zonder herstel.
Soms kun je Gods liefde, genade en barmhartigheid zien in de verwerping van anderen. Israël kan Gods liefde aflezen aan Zijn manier van handelen met Edom. Ook deze waarheid – zoals velen in de Bijbel – is niet goedkoop. Als wij ons niet bewust zijn van het voorrecht om tot de Kerk van Jezus Christus te behoren, zijn we verwaand geworden. We zijn begonnen met klagen – net als Israël – omdat wij niet meer begrijpen hoe God Zijn liefde laat zien. Alleen al de eerste vijf verzen vormen een hoop stof tot nadenken en verwondering. En dat is precies waar God ons wil hebben: op het punt dat wij weer met verwondering en ontzag uitroepen dat Hij groot is, omdat Hij in Zijn liefde ons heeft uitverkoren tot verlossing in Jezus Christus. Onverdiend. Onverklaarbaar. Onlogisch. Deze drie woorden zijn cruciaal in ons christenleven. Wanneer wij deze woorden niet meer in onze gedachten hebben, worden wij als Israël. Iemand die zich bewust is van onverdiende genade zal God nooit ter verantwoording roepen vanwege Zijn handelen. Nooit. Omdat hij weet dat het onverantwoord onverdiend en onverklaarbaar en onlogisch is dat juist hij door God verlost is, door het bloed en de voorspraak van Jezus Christus. En niet alleen hij, maar allen die de Naam van de Heere aanroepen (Romeinen 10:9-10). Zo mag er een dankbare lof in het hart gevormd worden, die met recht luidt:

Groot is de HEERE, tot over de grenzen van Israël!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Reageren? Plaats hier uw vraag en/of opmerking.

Blogarchief